IK WOU DAT IK RIJK WAS EN NIET ZO KNAP!!



IK WOU DAT IK RIJK WAS EN NIET ZO KNAP!!

"Ik RIJK en niet zo knap!!"

De lange vakanties zetten op oudere leeftijd aan tot activiteit op het gebied van vakantiewerk. Door de omgeving die raad geeft en tips dringt tot ons door de noodzaak van het hebben van een baantje in de vakantie. Als ik op de middelbare school zit begon het al vroeg. Een krantenwijk speelt in die tijd nog niet, omdat er naar mijn idee nog niet een ochtendblad bestaat (?), maar ook ’s middags heb ik geen krantenwijk, terwijl mijn vader die bij de krant werkt toch misschien zijn invloed kan laten gelden. Via mijn ouders kom ik aan een baantje bij onze kruidenier Sytsma die gevestigd is aan het gedempt Boterdiep, vlakbij het redactiekantoor van mijn vader die werkt bij de Nieuwe Provinciale Groninger krant.

Mijn broer Folkert is bevriend met zoon Jaap. Ook de familie Sytsma komt oorspronkelijk uit Friesland en ook zij spreken thuis Fries. Als vriend van Folkert komt Jaap regelmatig bij ons op de vloer en de meisjes plagen elkaar ermee op wie hij nu weer zijn oog zal laten vallen. Zo word elk bezoek een beetje gezien als een poging bij een van de dames een voet tussen de deur te krijgen. Wel schuift hij steeds verder op naar een jongere zus. Het Fries van Jaap zit vol met het stopwoord “Sees”, dat zoiets betekent als “zeg”. Hij gebruikt het echte te pas en te onpas en kan het ook niet afleren. Al gauw wordt hij niet meer Jaap genoemd, maar Seeske en het is me al gauw duidelijk dat Jaap niet mijn zwager zal worden.

Ondertussen hebben zijn ouders een diep respect voor ons gezin. De functie van mijn vader en de eer dat hun Jaap een vriend heeft uit dit gezin, dat zij als zeer degelijk beschouwen en natuurlijk het feit dat wij voor hun kruideniersbedrijf een vette klant zijn, maakt dat ik in de winkel mag helpen en boodschappen kan rondbrengen. In feite moet Sytsma het hebben van zijn vaste klanten aan wie hij wekelijks boodschappen brengt. Elke klant wordt een keer in de week bezocht. Eerst is er het rondje om de boodschappenbriefjes te halen.Vervolgens worden de boodschappen ingepakt en gesorteerd en dan wordt er gefietst met de gevulde tassen aan het stuur.

Onder die klanten zitten Indische Nederlanders die vaak ook wonen in de Indische buurt, zo genoemd naar de straatnamen, zoals Bilitonstraat, Javalaan, Celebesstraat e.d. Bij deze mensen thuis snuif je de geur op van Indische gerechten en Sytsma regelt het ook zo dat zij de producten daarvoor kunnen krijgen. Een compleet andere eetcultuur wordt door mij opgesnoven en binnen niet al te lange tijd, krijgen we in ons eigen gezin er ook mee te maken. Het begint met rijst met kruiden, vooral kerrie en dat wordt gaandeweg uitgebreid en iedereen vond het best wel lekker. Voordien kwam de rijst in de poststroop terecht, zoals we dat noemden, maar dat waren zoete gerechten met veel stroop en bruine suiker. Nu is het pittig en dat  maakt de gerechten aantrekkelijk. De maggifles komt op tafel, maar niet meer alleen voor de soep.

In de tussentijd als ik voor een hele dag kom werken op zaterdag, kan ik suiker afwegen in kilozakken. Ook naar de grossier word ik regelmatig gestuurd voor allerlei artikelen waar even dringend behoefte is, zoals sigaretten, shag en andere producten. De eentonigheid en saaiheid van het bestaan van deze kruidenier en zijn vrouw is me het meest bij gebleven. Elke week is een kopie van de vorige en de dienstbaarheid, bijna slaafsheid van Sytsma valt me erg op. Zij zijn op de wereld om te werken en hun zoon Jaap haalt de HBS en studeert nog verder. De omgeving waaruit hun klanten komen voor een boodschap aan de winkel staat niet zo goed bekend. De bevolking hier leeft op het randje van het minimum. Het zijn arme mensen die werk of bijstandsgeld bij elkaar moeten schrapen. Wij noemen het in het gezin een achterbuurt, een kwalificatie die niet alleen denigrerend is, maar gebaseerd op de overtuiging dat je die buurt niet zal kiezen om te wonen, als je het financieel maar even kan opbrengen.

Ik weet zeker dat wij Sytsma ook als kruidenier hebben, omdat mijn vader dat als een plicht ziet. Als gereformeerden moet je gereformeerde zakenlieden helpen door hun klant te worden. De afstand van ons huis naar de kruidenier is dan ook groot van Oosterhamrikkade naar het Boterdiep, dat parallel ligt aan de Nieuwe Ebbingestraat. We hebben als kinderen er een hartgrondige hekel aan dat we voor een boodschap worden gestuurd, want dat betekent een heel eind lopen. Vooral mijn vader heeft er een handje van ons met treinbrieven de stad in te sturen naar het hoofdstation of voor sigaretten naar Sytsma. Zo gebeurt het me eens dat ik eenmaal de sigaretten gehaald op de terugweg aan het spelen raak , in een lantaarnpaal klim. Thuisgekomen zijn de sigaretten weg en kan ik de hele weg teruggaan om te zoeken en zo ben je een hele middag kwijt aan een lullige boodschap, want bij de lantaarnpaal liggen geen sigaretten.

Bestaat het werken bij Sytsma uit eentonigheid en is het verblijf in hun winkeltje niet zo aangenaam , omdat er zelden iets aan kan worden opgeknapt en er een geur van oude, te vochtige woningen hangt, toch houd het ik het een poos vol. Door de bedompte geur en de ongezelligheid van de woonkamer, komt het geheel van de winkel over als groezelig. Het geeft een gevoel dat je je moet gaan wassen als je thuis komt. Elke woensdagmiddag en zaterdag ga ik er heen en in de vakanties ben ik er ook vaak te vinden. In die periode ben ik ook gaan roken, omdat iedereen dat doet. Het verkrijgen van rookartikelen is niet zo eenvoudig. Ik moet het overal weg bietsen en in de winkel van Sytsma liggen sigaretten en shag in overvloed en die sigaretten dat is nog eens luxe, bovendien verbeelden we ons dat die tabak betere smaakt of fijner van kwaliteit is.

Eenmaal in de verleiding gebracht, kan ik die niet weerstaan. Ik heb al eens sigaretten met vriendjes gestolen op een bazaar door een pakje per ongeluk op de grond te stoten, het verder weg te schuiven met de voet en even later weer te kijken of het er nog lag. Dan kon je je gewoon bukken het oppakken en in je zak stoppen. “Niet gesnapt, eerlijk gegapt”, schreef Anne de Vries in Ratje en dat had ik toen al gelezen. Dezelfde “missen- ze- het-ook- truc”pas ik toe in de winkel van Sytsma en ik kom er mee weg. Als ik nieuwe voorraden van de grossier moet uitstallen , is er altijd een pakje voor mij bij.

De verdiensten zijn achteraf bezien beneden peil. Ik verdien per week 6 gulden. Thuis zeggen ze dat het goed voor me is en zelf vind ik alles beter dan niks, maar de sigaretten die ik erbij steel kan ik volgens mij zelf zonder gewetenswroeging bezien als een aanvulling op mijn veel te lage beloning voor al het werk dat ik doe, want lui ben ik niet. Op het laatst pak ik de pakjes die ik nodig heb gewoon van de plank en dat wordt op een keer gezien door de baas zelf. Stelen is stelen en de beide mensjes zijn onthutst. De wereld schudt voor hun uit de voegen. Zo’n keurig opgevoede jongen uit een streng gereformeerd gezin vergrijpt zich als de eerste beste dief aan hun armoedje. Ze kunnen het niet begrijpen. Ze denken dat wij van de familie De Haan zonder zonden leven. Krijgen mijn ouders het wel te horen? Ik herinner het me niet. Stoppen ze het in de doofpot met een berisping naar mij toe? Ik vermoed het. De kruidenier vindt dat ik mag blijven, maar het stelen moet afgelopen zijn.

In de zomer gaan we in die tijd met de trein van het Noorderstation naar Loppersum. Daar kun je bessen plukken. Dikke vette rode bessen die ook lekker zijn om zelf te eten en dat mag je rustig doen, want lang volhouden doe je dat toch niet. Behalve een groep middelbare scholieren zijn er ook wat oudere mensen die aan het plukken zijn. Het gebeurt met mandjes die je moet volplukken en je krijgt de opdracht niet halve takken mee te trekken en de struiken zo weinig mogelijk te beschadigen. Inderdaad blijkt voorzichtig schuiven met de handen het meest effectief te zijn. Elke volle mand wordt geteld en daarvoor krijg je een vergoeding aan het eind van de dag. Je kan als het ware je eigen loon bepalen. De concurrentie met de oudere plukkers is niet te doen. Met verbazing constateren we dat ervaring zoveel voordeel heeft dat het verschil in opbrengst met deze mensen erg groot is. Ze verdienen per dag het dubbele van wat wij krijgen, maar een paar dagen later kunnen we hun score toch een tikje benaderen. Je bent de hele dag buiten, staat wat tegen elkaar te zwetsen, je maakt een dolletje en lange dagen, maar verder is het eentonig, want even niets doen, betekent ook even niets verdienen! Dus dan ga je maar weer!
Werkzaam bij RIJK

Zus Jannie heeft verkering met een soldaat uit Amersfoort die in Nieuw- Guinea is geweest. Dat is natuurlijk zeer interessant. Hij is in het bezit van een schildpadschild, meegenomen uit dat gebied en kan interessante verhalen vertellen, dus hing je aan zijn lippen. Onder het vertellen plukt hij aan zijn sokken en ik ontdekt dat dat kwam omdat hij verlegen is, wat je je bij zo’n grote vent nauwelijks kunt voorstellen. Hij geeft een tip over een bollenboer op Texel bij wie hij met een ploeg jongens uit Amersfoort heeft gewerkt. De boer heet Rijk en heeft een bedrijfje in de buurt van De Koog, richting De Cocksdorp. Via onze aanstaande zwager Herman kunnen we er in de zomer terecht.

"IK BEN NIET RIJK" en Liesbeth RIJK

Bij aankomst blijkt ons dat de rest van de ploeg uit Amersfoorters bestaat. Dat blijkt dus traditie te zijn geworden. Boer Rijk wordt door ons Boer genoemd en zijn broer met wie hij het bedrijf runt noemden we gewoon Gerard. Vader Rijk is er ook nog. Hij is een grote stugge, zwijgende man die wat chagrijnig overkomt en van wie door de Amersfoorters wordt beweerd dat hij NSB-er is geweest of tenminste pro- Duitse sympathieën had. Voor ons blijft de familie Rijk daardoor een beetje verdacht. Broer Gerard is voor ons het sympathiekst. Hij gaat stilletjes zijn eigen gang en is de man die met de trekker voor ons de voren openlegt waaruit we de bollen moeten rooien en bij elkaar leggen om te drogen in de zon.

Gerard blijkt een kunstnaar te zijn die veel opheeft met techniek. Thuis heeft hij een complete kermis op schaal gebouwd met vooral draaiorgels die ook echt ronddraaien met muziek erbij. We bezoeken hem eens op een zondagmiddag en hij blijkt dan helemaal op te leven. Hij is een hele andere man. Hij is ook verantwoordelijk voor de schudmachine die hij heeft gebouwd om de  gedroogde bollen te ontdoen van overbodige grondresten waarna ze geraapt worden en via mandjes in kisten worden gestort of in zakken geleegd. Gerard wekt bij ons de indruk dat hij alle werkzaamheden verricht puur om den brode. Voor hem begint het leven als hij kan gaan knutselen.


Van de zomer moeten ze het natuurlijk hebben. Behalve wat krokussen en andere kleinere bolletjes worden er vooral narcissen gekweekt volgens contract voor een bedrijf in Amerika en de kwaliteit van deze narcissen is bijzonder goed. Later in onze eigen tuin komen we daar wel achter. Trompetnarcissen, ze gaan allemaal naar de USA. Het plukken van de bloemknoppen van de narcissen is de eerste actie na een lange winter. Wat er precies in die periode gebeurt weet ik niet zo goed, van Gerard kan ik het wel raden. Misschien wordt er op technisch gebied nog wat gesleuteld aan de kooktoestellen, de tractor en andere typische winterwerkzaamheden. De bollen zitten dan allang weer in de grond.
Als er geoogst moet worden, kwam de ploeg uit Amersfoort deze keer aangevuld met 2 broers uit Groningen via hun Amersfoortse toekomstige zwager. Eilanden zijn voor ons niet vreemd. Broer Thijs was ooit op advies van de huisarts een maand naar een gezondheids-kolonie geweest op Schiermonnikoog. Kinderen die fysiek niet zo gedijden komen daar in die tijd voor in aanmerking. Mijn  zus Martha is ooit ook al eens uitgezonden geweest. De scheiding van mijn broer is destijds een aparte gewaarwording. Je mist hem toch dagelijks en je bent ook wat bezorgd. Zijn terugkeer maakt grote indruk. Is hij nog wel dezelfde persoon? We gaan samen naar een straatfeest van de Petrus Hendrikstraat waar veel kinderspelen worden gehouden en waaraan ook kinderen van omliggende straten mee mogen doen. Thijs reageert depressief en mist de kolonie en het eiland zeer. Ik zie hem als een persoon met eigen verhaal en dat is nieuw voor me. Ik heb een deel van zijn ontwikkeling niet van nabij meegemaakt en ben aangewezen op mijn fantasie en dat maakt hem in mijn ogen bijzonder. Het geeft hem meer status. Hij heeft weer moeite om zich aan te passen, maar is wel opgeknapt, wat het belangrijkste is.
Later gaan we samen met onze ouders en mijn oudste zus Martha, die voor het eerst zwanger is en haar echtgenoot Jan Kremer naar het eiland Ameland. We worden daar onmiddellijk verliefd op. We maken mee hoe onze zwangere zus het geestelijk wat te kwaad krijgt door haar zwangerschap. Of maakt ze ruzie met haar echtgenoot? Er moet in ieder geval flink gesust worden. Het huisje waar we in zitten is prachtig, vrijstaand met een zeeën van ruimte er omheen. Via de coöperatie waar ook een gezondheidskolonie is  lopen we naar de camping en die ligt parallel aan de zee met nog wat duinen er tussen.

Ik ben dat jaar blijven zitten in de tweede klas van de HBS en zit met het probleem, hoe nu verder. De HBS is een dure school en ik heb gefaald. Dus zal mijn vader me nu naar de ulo kunnen sturen. De man geniet net als wij van het verblijf op Ameland. Het liefst vertrekt hij ’s ochtends voor een lange strandwandeling. Het gebeurt meestal dat ik met hem meeloop en hij is dan zwaar in gedachten. Ik weet dat ik dan niet moest storen. Hij begint toch vanzelf wel weer te praten. Ik ben ooit eens startend vanuit de binnenstad Groningen naast hem gaan lopen via de WA Scholtenstraat en de Anthonius Deussinklaan langs het bodenterrein naar de Oosterhamrikkade. Pas halverwege het bodenterrein ziet hij mij naast zich lopen. Hij glimlacht en zegt alleen: “Zo, ben jij het?”


De strandwandelingen gaan altijd richting het Oerd. Daar loopt hij het liefst, want daar is het ruig, vooral op het Oerd zelf waar de broedende vogels je rond het hoofd scheren, roepend, krijsend, gillend, alsof ze je elk moment kunnen aanvallen. We hebben dezelfde waardering voor die natuur, voor de tijdloosheid die je daar even voelt, maar spreken daar niet over. Hij stroopt de mouwen op van zijn overhemd en is zeer snel, zeer bruin tot zwart. De wandeling wordt onderbroken ter hoogte van Buren waar we bij het strandkroegje iets te drinken nemen op het terras. Daar maak ik voor het eerst kennis met frisdrank met koolzuur. Ik krijg Hero . Elke slok keer ik wel 20 keer om in mijn mond voor de aparte smaak. Limonade dat kende je wel, maar dit. Op een van de wandelingen begint hij over mijn toekomst en hij bedoelt dat ook letterlijk zo. Hij vraagt me hoe ik mijn toekomst zag. Ik heb een heel jaar verboemeld, doordat ik elke vrije minuut aan het voetballen ben, waardoor ik bijna van het sportveld moet worden gesleept om iets aan mijn huiswerk te doen. Het regent vieren. Ik ben kansloos aan het eind van het jaar. En nu vraagt hij mij naar mijn toekomst. Ik mompel iets van toch de HBS afmaken en dan leraar worden. Nergens in het gesprek legt hij een last op mij, maar het voelt wel aan als een gesprek tussen twee volwassen mensen. Hij neemt mij serieus voor 100% . Hij kraakt me niet af, wijst niet op de onkosten, maar spreekt over een nieuwe kans en wat ik ermee zal doen. Ik beloof dat ik mijn best zal doen. Ik slaag erin die belofte waar te maken. Gelukkig! 


Nu is Texel aan de beurt en het bevalt ons daar uitstekend. Het werken in de buitenlucht is sowieso al een weldaad. Het jaar ervoor heb ik gewerkt in de stad Groningen in de CP- fabrieken waar cola, frisdrank en Hooghoudt jenever wordt gemaakt en natuurlijk advocaat te herkennen aan de gele flessen. Je kan er dronken worden maar op die afdeling komen we niet als vakantiewerkers. Het blijft bij 1 of 2 keer snoepen van de advocaat. Je moet dingen doen die niet verkeerd kunnen gaan, zoals dozen vouwen voor de flessen. Zelf kom ik in een loods bij een transportband waar de kratten met lege flessen geplaatst moeten worden. Ze gaan de fabriek in waar de flessen worden gespoeld, gevuld en teruggeplaatst in de kratten. Het meest geestdodende werk heb ik daar zien doen. Met twee man worden de flessen gecontroleerd op breuk. Dat is zitten, kijken en blijven opletten.

Mijn baas in de loods is een vriendelijke man die ook regelmatig gesprekken met me voert. Al gauw krijgt hij door dat ik zelfstandig kan werken. Op den duur regel ik alles wat in de loods moet gebeuren. Ik krijg het aantal kratten door dat de lopende band op moet en plaats die al tellend . Onaangebroken flesjes haal ik eruit. In verband met de warmte heb je een flesopener in je zak en dankbaar drink je de volle lessen leeg. Dorst heb je de hele dag, want het is een warme zomer. Wat een suiker moet ik toen hebben binnengekregen? Regelmatig moet je ook naar een afdeling waar extra hulp gewenst is.

Zo kom ik op een dag aan de vulmachine te staan van de colaflesjes. Cola heeft als frisdrank toen ook al de naam het bijzonderst te zijn vooral door die aparte smaak. Cola is een merk dat staat . Dus ben je nu bij de Rolls Royce van de limonadefabriek. Al gauw weet ik hoe de lopende band werkt. Als de goede knoppen zijn ingedrukt en de lege flessen komen richting vulmachine dan houd je gewoon de band in de gaten, loopt deze gewoon door tot en met het plaatsen der kroonkurken dan is er niets aan de hand, maar op een dag gebeurt het dat mijn baas die alleen al respect voor me heeft omdat ik op de HBS zit, zoveel vertrouwen in mij stelt dat hij vraagt of ik de colaband kan bewaken. Ik realiseer me meteen welk een verantwoordelijkheid ik kreeg en accepteer deze als blijk van vertrouwen, maar krijg er meteen slappe knieën van, want, wat als er iets fout gaat? En natuurlijk gaat het fout. Plotseling begint de band die perfect liep te crashen. Wat er fout gaat? Ik weet het niet meer. Het verschuiven van een flesje kan de oorzaak al zijn. Een storinkje in het doorlopen van de band in het goede ritme. Een voor een vliegen de gevulde flesje Cola van de lopende band af en vielen op de grond. Het dreigt een ravage te worden. Ik sta op het punt de hele boel stop te zetten, als mijn baas opduikt en de bewuste knop al heeft ingedrukt. Hij wordt niet boos, gelukkig, maar ik realiseer me dat hij zelf fout is. Hij heeft me de verantwoordelijkheid nooit mogen geven. Dat besef ik heel goed. Toch krijgt mijn eergevoel even een deukje.

Op Texel rijd de Koog voorbij richting de Cocksdorp. Op een gegeven moment ga je links af een boerenree op met twee karrensporen ( lees trekkersporen) Tegen de duinen ligt het bedrijf van de familie Rijk. De oudste zoon woont op het bedrijf. Gerard woont in Den Burg. Rijk zoals we de oudste zoon noemen is getrouwd met een roodharige vrouw. Ze hebben twee kinderen Arie en Liesbeth en vooral met Liesbeth klikt het. Het is leuk om met haar om te gaan . Ze is ad rem, vindt het leuk om een praatje te maken en is tegen de 8 jaar een leeftijd waarop kinderen heel gewoon en natuurlijk met volwassenen kunnen omgaan. Arie is verlegen en van hem merk je niet zoveel. Voor mezelf is het belangrijk te bewijzen dat ik goed met kinderen overweg kan, dus em ik er altijd tijd voor.
Een beetje stoeien en donderjagen zit er altijd wel in als we ’s avonds bij de pomp staan te wassen en we de toegeslopen Liesbeth met water gingen gooien. Ze vertelt ons dan wat we te eten kregen, want de vrouw van de boer, zoals we haar noemen , kookt elke avond groente en vlees voor ons mee en dat kan ze heel goed. De aardappelen schillen we en koken we zelf op een gastoestel dat staat in het schuurtje ( boetje) waarin drie stapelbedden staan  en een tafel.

We eten op bed zittend omdat er verder geen ruimte is. Onze bagage ligt ook onder de bedden of op een bed dat onbezet blijft. Het is een klein schuurtje, maar we doen er niets anders dan slapen of liggen. Als het droog is, zijn we altijd buiten. Tussen de middag eten we ladingen brood en drinken we verse melk die we halen bij een boer verderop in een emmer. We vinden het heerlijk die rauwe melk en halen elke dag verse. Op de fiets is het nog een hele kunst de spattende melk binnen de emmer te houden. Soms moet je ’s avonds na het eten nog naar de Koog op een geleende fiets om boodschappen te doen, maar meestal ben je zo bekaf van het werken dat je na het eten gaat uitbuiken. Na een uur heb je alweer trek en worden zakken vol pel pinda’s opgegeten. We besluiten de avond met een eitje geklutst in cognac of we drinken een glas cognac met cola en slapen als varkens tot we door de boer gewekt werden. Hij roept ons om zes uur. Om zeven uur is het werken geblazen na het ontbijt van brood en het klaarmaken van het brood voor de koffiepauze.

Om zeven uur stonden we op het land. Bij goed weer werd er gerooid en om de verveling van het eentonige werk te verdrijven, ging je allerlei dingen bedenken, zoals het neerleggen van de bollen in een boog. Zo snel werken dat de trekker het niet kon bijhouden, achterstevoren werken tot en met het stoeien of vechten of dollen met je collega’s . Het klikte al gauw met onze Amersfoortse huisgenoten. Er zaten aparte kerels bij. Na verloop van tijd, toen iedereen wat gewend was, begon zo’n Amersfoorter te roepen dat hij wilde , dat hij Rijk was en niet zo knap. Bedacht hij het zelf? We vonden het heel geestig en vooral toen hij het regelmatig langs de neus weg opmerkte, als Rijk in de buurt was die iedere keer wijselijk niet reageerde.

Als het regent wordt er niet gerooid omdat je soms letterlijk de modder komt te liggen. Er is dan wel een loods met wat tafels met krokussen die gepeld of gescheurd moeten worden en dan sta je de hele dag wat aan je jeukend kruis te krabben, want het is eentonig werk dat alleen werd opgefleurd door de muziek op de radio of een zich plotseling ontspinnende discussie, die soms heel boeiend kan zijn. Een keer gebeurt het dat we als de bliksem worden getroffen door een nieuwe plaats van de Beach boys. Op mij maakte die plaat Good Vibrations enorm veel indruk en steeds weer als ik de plaat later weer hoor, probeer ik in het gevoel te komen dat ik had toen ik hem voor het eerst hoorde. Het is net of je er nooit zeker van zult zijn , dat het Good Vibrations wel was. Door het vele luisteren naar de radio maken we grondig kennis met de nieuwe stukgedraaide popmuziek en de dzjingles: Kennen jullie deze nog:' Hippe blitzticker voor naks' en meer van die kreten waarvan door Veronica later een speciale plaat wordt gemaakt.

Vrouwen zien we door de week niet en onze blikken dwalen meteen af als vrouw Rijk buiten verschijnt en iedereen heeft dan zo zijn eigen fantasieën. Het gebeurt een keer dat een van de Amersfoorters een vriend op bezoek krijgt die een meisje heeft meegenomen. Ze krijgen ook een slaapplaats aangeboden en al gauw blijkt dat het meisje er een was dat van hand tot hand ging. Ze ligt die avond bij elke Amersfoorter wel even te knuffelen en op een gegeven moment begint ze ook mij complimenten te maken over mijn uiterlijk en zal ze zonder problemen de overstap gemaakt naar mijn stapelbed, maar ik moedig groen als ik ben haar maar niet aan, vooral ook omdat ik vind dat je alleen in een monogame relatie kan frutselen aan een meisje. Die nacht worden we behoorlijk uit de slaap gehouden die we dringen nodig hebben en tegen de morgen om een uur of vier worden ze min of meer het boetje uitgevloekt. De jongen die met haar meegaat zal zich, althans daar ben ik van overtuigd seksueel wel voldoende over haar ontfermen en paren in de open lucht, is volgens iedereen je van het.

Die volgende middag krijgt broer Thijs last van gebrek aan slaap en breekt hem op zijn gevoel van spijt over de vernedering die zo’n type meisje zich laat welgevallen. Hij vindt het onverteerbaar wat er met dat meisje gebeurde. Ze bood zich wel aan, maar moest je dan direct maar van die zwakheid misbruik maken. Thijs kon er niet tegen en dus bezorgde het nachtelijk gebeuren hem een scheur in zijn kuis jongensgemoed. Hij begint te flippen, ruzie te maken en stopt ook met werken. Rijk die er niets van begrijpt, krijgt de zaak uitgelegd. En we vinden dat hij niet meer toestemming aan niet werkenden moet geven om bij ons te slapen, omdat we geen oog dicht doen. Thijs knapt wel weer op die dag en is een ervaring rijker. Ik heb met hem te doen, maar ook bewondering voor zijn inschatting van de situatie en ik ontdek dat respect voor mensen in zijn leven erg belangrijk is. 

Om een uur of 10 hebben we koffiepauze. We eten brood en drinken net zoveel koffie als we willen. Om twaalf uur is de lunch en gaan er hele broden door. Het beleg bestaat bijna zonder uitzondering uit pindakaas. Dat is gemakkelijk smeren maar en als we er even flauw van zijn nemen we tijdelijk wat anders, zoals kaas. De middag wordt onderbroken voor een half uur theedrinken en pas om zes uur kunnen we nokken. We gaan wassen en halen groente en vlees op. De aardappelen zijn al geschild in de middagpauze en zo staat de hele dag in het teken van werken en eten. Op zaterdag weet je nooit wat je te wachten staat. In principe moet je de hele dag werken, maar de heren Rijk zijn het wel eens eerder zat en dan kan het gebeuren dat je soms om 1 uur en soms om drie uur vrij bent. Je gaat je goed wassen voor het weekend en er moeten boodschappen gedaan worden voor de volgende week.

Meestal bestaat het weekend uit uitrusten voor de nieuwe werkweek. We lopen wel eens naar de Koog via het strand of over de weg. We zwerven wat over het strand bijvoorbeeld naar de Slufter of we gaan zwemmen in zee bij goed weer, maar luieren is de belangrijkste bezigheid: luieren en slapen, want fysiek eist het werk heel wat, zodat van rokkenjagen niets komt, of zijn we zelfs daar te lui of te groen voor. Flip en Ton de Amersfoorters zijn niet te groen, maar ook lui. We kunnen goed met ze op schieten. Ton is joviaal en maakt graag luidruchtige grappen die plagerig van aard zijn. Flip is de rust zelve en lijkt volledig in balans. Eigenlijk passen ze wel bij ons. Echt ruzie hebben we nooit, maar dat komt omdat we op elkaar zijn aangewezen. Flip is ook de man met de meeste ervaring. Hij kent het bedrijf van binnen en buiten en heeft in het naseizoen ook bij Rijk gewerkt als enige overgeblevene van de rooiploeg.

Na het rooien moet er gezeefd worden. In mandjes worden de bollen van de grond geraapt en op de trillende lopende band uitgeworpen. Deze werkt als een zeef en ontdoet de bollen van overbodige grondresten. Al trillend verdwijnen de bollen naar het uiteinde van de band en verdwijnen ze in zakken die door Gerard steeds worden gewisseld als ze vol zijn. Regelmatig proberen we de zeefband over de kop te jagen door als gekken te rapen. Gerard moet dan ingrijpen. Hij wordt dan kwaad, wat we in het begin wel grappig vinden, maar als we hem beter leren kennen niet meer. De gevulde manden worden beurtelings door een van ons gehaald, naar de zeef gebracht en daarop uitgestort. Ook deze loper proberen we in paniek te brengen door supersnel de manden te vullen en dan luidkeels te roepen: “Komt er nog wat van. Tempo! Ik kan niet verder!”. Het zijn pesterijen waar we onszelf ook mee hebben, want je raakt bekaf van het houden van dit soort races.

Ondertussen schallen de tophits uit de radio en raak ik helemaal op de hoogte van de popmuziek van die tijd en horen we informatieve gesprekken op de radio en verdienen we het magere loontje van schrik niet 60 gulden in de week en dan worden we vergelijkenderwijs met de kost en in woning meegerekend niet eens slecht betaald. Een paar honderd gulden kon je er zeker van over houden en in een van de drie zomervakanties dat ik er gewerkt heb, neem ik de Berini over van Rijk die hij tweedehands aanbiedt. Trots rijd ik naar huis over de Afsluitdijk op mijn eerste brommer die ik met eigen geld zuur verdiend heb. Daar op de Afsluitdijk ontdek ik ook stomvervelend brommer rijden is, omdat je niets te doen hebt, dan aan de gashandel draaien. Op een gegeven moment zit ik gymoefeningen op de brommer te doen. Fietsen vind ik prettiger, maar de brommer wordt verdraaid handig als ik op de kweek hele einden moet afleggen zonder bus- of treingeld te betalen voor een dagelijkse reis naar Appingedam en dat soort plaatsen in de provincie.

Voor het kweken van bollen zijn er twee percelen grond beschikbaar. Beurtelings worden de percelen gebruikt . Het ene jaar gaan er bollen in, het andere jaar lupine dat veel stikstof in de grond brengt. Het perceel bij het huis ligt vlak bij ons boetje. Het is drie stappen en we kunnen aan het werk gaan. Het andere jaar moeten we naar de weg richting De Koog. Vaak gebeurt het dat  de tractor op het terrein gebruikt wordt. Rijk kan het wel waarderen als je leergierig bent en geeft je de kans op de tractor te rijden. Dat overkomt mij ook en het is voor mij een hele ervaring dat lompe ding aan de praat te krijgen en het ook nog te laten rijden.Het wordt minder als er een laadwagen aangeknoopt werd, omdat je dan een heel andere draaicirkel krijgt om ergens langs te komen. De eerste keer rijd ik een grote stapel gevulde kisten omver, omdat ik de bocht iets te krap neem, maar Rijk vindt het niet zo erg. Hij kan je pesten met een opmerking, dat goed kunnen leren nog niet betekent goed kunnen trekker rijden. Uiteraard heeft de man waardering ervoor als je hard wilt aanpakken en dat doen we wel met zijn allen. We krijgen het niet cadeau, maar we worden eerlijk behandeld.

Af en toe smaken we het genoegen, vooral als de groep Groningen zich uitbreidt door mond op mondreclame van onze kant, dat we in het huis van Rijk mogen oppassen. Het was een heel aparte ervaring die je ook hebt als je op vakantie bent geweest met een tent. Zodra je weer op een stoel kunt zitten, heeft dat iets heel onwennigs. We zitten of liggen meestal op de grond of op een stapelbed en restaurants of kroegen in De Koog bezoeken we niet vanwege onze gierigheid, want je wilt met zoveel mogelijk geld thuiskomen.

Voor ons betekent zo’n oppasavondje een soort terugkeer naar de beschaafde wereld, want je kan ook TV kijken en je visueel op de hoogte stellen van het gebeuren op de wereld. We worden ruim voorzien van limonade en chips en naar bier of sterke drank talen we nauwelijks en het zou ook niet correct geweest zijn naar onze gastheer toe. Heel goed herinner ik me nog Willem  de slagerszoon van de Kapteinlaan die een straat verder woont om de hoek. Willem zie er net zo uit als je van een slagerszoon mag verwachten: robuust, stevig en vlezig. Hij lijkt me een beetje geïntimideerd naar mij toe en dat heeft zonder meer met mijn  opleiding te maken, want ik studeer aan de universiteit en dat is in zijn ogen het hoogst bereikbare. Hij maakt de indruk dat hij studeren ook als doel in zijn leven heeft gesteld. Willem blijkt een aardige geïnteresseerde jongen te zijn met veel gevoel voor humor. We blijken voortreffelijk met elkaar op te kunnen schieten en dat maakt het verblijf op Texel meestal zeer aangenaam. We trekken veel met elkaar op en bezoeken wat uitgebreider de bijzondere plekken van Texel zoals het Texels museum. Willem brengt waarachtig wat cultuur binnen, hoewel ook met hem de jacht op de dames niet geopend wordt.

We zijn akelig correcte jongens, maar in staat te genieten van die Amersfoorters die wat geflipt zijn in onze ogen. Zo is er Ton die af en toe ook flipt en die regelmatig de wijze woorden bezigt, dat hij graag Rijk was en niet zo knap. Hij heeft een echt Hollands accent, dat gekenmerkt wordt door soepelheid en achteloosheid en wij Noorderlingen luisteren graag naar dat zangerige Hollands dat we eigenlijk aanstellerig vinden, maar als je het consequent hoort gebruiken gaat dat idee er wel af. Hij schept er een behagen in de heren Rijk af te katten door spontaan te gaan spreken over ons “lage’ salaris, over onze armoedige huisvesting en steeds weer behandelt hij deze thema’s als een van de broers in de buurt is.

Verder kom je allerlei typen tegen. Jongens die als student gesjeesd zijn of worden opgeleid aan de kunstacademie na vele ambachten en ongelukken en spoedig kom je erachter dat iedereen wel zijn eigen prettige storing heeft. Ook ernstige gesprekken worden veelvuldig gevoerd over het geloof en het staan in de wereld, over toekomstplannen enz. Op den duur is alles bespreekbaar en heb je het gevoel dat je de maten van het boetje kent als je broekzak.

Aan alles komt een eind, als er geoogst is en gescheurd. De spanen worden gescheiden van de moeren (zeg maar de moederbol). Verpakt in grote kisten met de letters EXPORT komen ze terecht in De Verenigde Staten. De moeren worden vervolgens “gekookt”, zoals dat heet. Ze komen in een bad van 40 tot 60 graden, waardoor ziekte in de bol voorkomen kan worden.

 

De rooiploeg zwaait af na drie weken werken en slechts een enkeling kan blijven om te helpen bij het “koken” en daarna bij het herplanten. Broer Thijs heeft er wel oren naar te blijven en dat mag. Hij maakt het hele proces mee met Flip samen en heeft een sterke binding met de omgeving daar. Het is ons uitstekend bevallen. Elke dag buiten is veel prettiger dan het werken in een stinkende fabriek in de zomer.

 

 Het jaar daarop doe ik mijn schoolmeestersexamen en Thijs en ik vertrekken voor de tweede keer naar Texel. Hoe vaak Thijs er nadien komt, weet ik niet meer. Ik denk toch wel een aantal jaren achter elkaar, want als ik pedagogiek ga studeren, besluit ik na het afronden van het eerste studiejaarjaar nog een keer te gaan en het valt niet tegen. De sfeer is nagenoeg hetzelfde. Het aantal Groningers is nu toegenomen en sommigen ervan ken ik zoals, zoals Willem van de slager. Het terugkomen op een eiland is telkens weer een feest van herkenning. De suggestie van het afgesloten zijn van de buitenwereld en het terechtkomen in een wereld op zich, onderga ik sterk. Texel kun je op een geweldige manier befietsen. Soms huren we een tandem en jagen met een rotgang door duinen waar niet een schelpenpad maar een betonnen pad is neergelegd. Dat maakt Texel weer anders dan de andere waddeneilanden. Texel is niet alleen eiland, maar ook nog platteland.

 

Als we bij Rijk gaan werken, bezoeken we altijd even onze tante Klaske van Baaren in Julianadorp. Ze is dan al weduwe, omdat haar man aan kanker is gestorven. Ze heeft hem op handen gedragen, maar blijft een hartelijke, vriendelijke vrouw die oprecht geïnteresseerd is in de kinderen van haar zus , zodat je je bij het gezin Van Baaren altijd welkom voelt.

 

Nadien bezoek ik nog een keer het eiland Texel, als mijn oudste zus met het gezin en de vouwcaravan bij De Koog op het kampeerterrein staat. De ruimte is daar groot, een prachtige kampeerplek. Het is een gedenkwaardig verblijf, want behalve dat ik veel schik heb met mijn oomzeggers, die ik voorlees en bakken vertel, vindt de landing op de maan plaats en we volgen alles via de radio. Het is een van de weinige momenten waarbij ik kan vermelden waar ik ben en wat ik doe, als het gebeurt: de camping van De Koog












Geen opmerkingen:

Een reactie posten